9 november 2011

"Er was eens..."

op de werktafel Ik snuffel graag in boeken. De herfst leent zich daar bij uitstek toe. Verhalen sprokkel je als hout. Zo heb je er 's avonds een handvol, voor rond het vuur. Om bij weg te dromen, even te mijmeren, misschien te mompelen. Vanavond heb ik de eer gehad om me met het overbekende 'Roodkapje' bezig te houden. Morgen mag ik het bij mijn kleine meid in de kleuterklas gaan 'sproken'. Onze huis-sprookjesbijbel is het dikke boek van Thé Tjong Khing, "De sprookjesverteller", een prachtig getekende, mooi uitgegeven verzameling met wel dertig gekende (en enkele voor mij onbekende) sprookjes. Genoeg voor een kindertijd van 3 tot - Wat Khing met "Het grote taartenboek" gedaan heeft is nóg beter, rasechte hedendaagse story-telling, maar dan zonder woorden. Het is als "Short cuts" (Altman naar Carver) - parallelle verhalen die elkaar kruisen, waardoor je aandacht zich verlegt. Te veel details om alles in één keer in je op te nemen. Het wordt een universum. Tjong Khing, die de prijs van Max Velthuys kreeg voor zijn oeuvre, ging verder op zijn solo-elan en bracht dus die bloemlezing van sprookjes uit. Het is wonderbaarlijk hoeveel drama, verhaal en moraal Khing in zijn tekeningen kan leggen. Ik ben ervan overtuigd dat hij met een paar tekeningen meer zo ongeveer het hele sprookje woordeloos had kunnen tonen, in al zijn vertakkingskracht, de verbeelding zelfs overeind houdend. Het enige jammere, vind ik, is dat hij te weinig traditioneel bloemleest of vertaalt, de sprookjes van een flauw-moreel kader voorziet, dat bovendien een beetje te Hollands bekt door zijn woordkeuze. Rosinski hoort als Van Hamme bij Thorgal, zelfs Mance Post is meer dan een illustrator voor het verhaal van Tellegen (eerder een miniatuurmaker zoals de monnik de eerste letter krul geeft. Zoals in mijn beleving VandenHeede de pracht van Khing degradeert met haar te weinig originele verhaallijn tussen Vos en Haas (het rollenpatroon stoort me mateloos, het onderwerp eten wordt op den deur een flets herkauwen, weinig soeps in vergelijking met de mythisch-absurde eeuwige wederkeer der taarten bij Tellegen), zo degradeert Khing zichzelf door ook het schrijfwerk voor zijn rekening te nemen. Op dat vlak is hij blijkbaar (nog) geen Velthuys. 'Kikker' blijft de betere, het Nijntje zonder het vintage-gehalte dat Nijntje krijgt (en voor een iets ouder publiek). Archetypisch, tijdloos. Zo had Khing ook de sprookjes in literaire zin moeten behandelen. Bij sprookjes is de geschreven tekst slechts een variant, een van de vele versies, een in concreto geïmproviseerde vertelling die ergens ooit een oervorm moet hebben gehad. Zoals Plato in Ideeën geloofde, zo geloof ik in de oorsprong van sprookjes. Sprookjes. Vijf jaar geleden zou ik nooit gedacht hebben er nog ooit een te lezen. Nu vormen ze voor mij een vorm van Middeleeuwse mythologie van ongeletterd west-europa. Hun origine is mistig en hun aard verwijst naar een tijd toen de cultuur van de mensen nog niet die van het geschreven woord was. Wat nu de zoveelste aflevering van thuis is, was toen wellicht die van Klein Duimpje. Iedereen kende die verhalen, maar in welke versie ? Zoals men de mop of de stadslegende geregeld genoeg moet vertellen om de pointe fris te houden, zoals men vergeet waar ze vandaan komt en hoe ze ontstaan is, net omdat men ze zo vaak heeft gehoord, zo is het ook met het sprookje. In een ver vervlogen tijd en verafgelegen tijd, ontstond het sprookje. Het op schrift stellen ervan dient enkel ter herinnering. Voor sommige 'sprookjes', zoals Vrouw Holle, is het ontstaansgebied grondig in kaart gebracht. Een behoorlijk grote vlek met een variant of veertig op het verhaal. Het krijgt het karakter van een cultuurelement en is dan per definitie een containerbegrip : ieder leest er zijn eigen verhaal in. Het wordt deel van de taalinhoud. Het is geen regel, maar een onderdeel van de eindeloze moraal. Achter 'bot vangen' gaat een sprookje schuil. Achter 'de kleren maken de man (niet)' ook. Is de boodschap multi-interpretabel, dan is de plot slechts geraamte, de 'kern' van het verhaal; een soort ruggegraat, een kapstok voor de verteller, die meer van jas wisselt en registers opentrekt naarmate zijn vertelkunst, het uur van de dag en de aandacht van de omzittende luisteraars mogelijk maken. Kinderen zijn dankbare luisteraars, maar je mag ze niets wijsmaken, dat niet tot het verhaal behoort. Het open-vraag-karakter van herkomst en bedoeling van het sprookje correspondeert met de magische kracht die heksen, reuzen, kabouters en prinsessen hebben bij kinderen. Daarom is de inleiding en moraliserende les aan het einde van elk sprookje bij ThéTjong Khing ergerlijk. Hij had de grens tussen bloemlezer en verteller strakker moeten trekken. De bloemlezer geeft slechts een erfgoed opnieuw door, (her)schikt, presenteert, doet cadeau. Bij een bloemlezing Middeleeuwse lyriek, ga je toch ook niet hier en daar wat toevoegen om het beter te laten klinken ? De moraal is geen vertelseltje, maar een contextueel gebonden inzicht of vraagteken, dat ontstaat in het gesprek over het verhaal. Het initiatief ligt daarbij bij het kind. Op dat moment wordt de verteller de luisteraar, die meeneemt, wat kinderen erover te vertellen hebben. Het enige dat je moet kennen om het verhaal aan kinderen te kunnen vertellen is die kern én je moet het durven vertellen, zoals het gaat op dat moment. Van begin tot eind. Het boek wegleggen als het verhaal dat vraagt. De inleving zijn werk laten doen. Poppenkaststemmetjes voor de allerkleinsten, samen - als een improvisatiewedstrijdverhaal - als de kinderen wat ouder zijn en eventueel een geheimzinnigheid bevorderend praatje over het waar gebeurde karakter van het verhaal zoals je dat kan met het Grote Verhaal van de Sint. Voor de middenjaren van de lagere school is er het vuistdikke boek van Grimm zelf (nu opnieuw beschikbaar in de boekhandels) en voor de oudere herontdekkers (die het vermoedelijk willen doorgeven bij het bed van hun kinderen) is een verwijzing naar de symboliek of de historische achtergrond van deze verhalen een absolute meerwaarde. Ze blijken rijker dan je ooit gedacht had. Sprookjes zijn de verhalen, die binnenskamers verteld wordt en waar daarna naar kan verwezen worden als referentiepunten, om de grote wereld te duiden en in te luiden. Het is de tak binnen het rivierlandschap van verhalen, die uitermate geschikt is als gezinsverhaal voor jonge kinderen die van het zogenaamde pre-morele naar het morele stadium gaan. Griezelig gezellig. Een warm nest en sprookjes gaan hand in hand. Indien je nu dit scherm zou dichtklikken en Roodkapje zou beginnen vertellen, zou je ervan verbaasd zijn, hoe diep dat het zit. Een reis naar je eigen kindertijd. Ik deed de proef op de som en vroeg mijn moeder, vrouw, zuster en puberende nicht om Roodkapje aan mij te vertellen. Ik kreeg vier prachtige verhalen. Ieder vertelt mij het sprookje met eigen accenten, via een andere invalshoek. Een familie-epos : zestig jaar Roodkapje. Het nalezen in de boeken en op het net is een genot. Het geschrevene bevat natuurlijk veel meer informatie en details, dan hetgeen je je nog herinnert van toen je het laatst, als kind, hoorde. Wat is 'de ouverture' van Sneeuwwitje ? Wie was Vrouw Holle toch weeral. Hoe zat het met die markies en de gelaarsde kat ? Waar kroop dat kleinste geitje ook al weer en hoe kwam de wolf toch weer binnen ? En waar kwamen die zevenmijlslaarzen van KD vandaan ? Wist u nog dat de jager naar het huis van grootmoeder wandelt omdat hij zo hard hoort snurken ? Zo blijkt dat het huisje van Roodkapjes' grootmoeder bij De Drie Eiken staat, een mysterieuze plaats, diep in het bos, een detail dat het verhaal een glans van echtheid geeft in de ogen van een vijfjarige, die net over de eikebladeren heeft geleerd en er elke dag op stapt, deze weken. Voer voor Jungianen die meer horen dan drie-eiken-diep-in-het-bos. Dus, zet het timbre van je stem op de golflengte van Roodkapje, de Wolf en Grootmoeder, haal je mimiek en je gevoel voor timing van stal en blijf op het goede pad, recht naar de Drie Eiken. Mijn Isje, kleine bengel, wist daarstraks op de fiets naar haar grootmoeder al vast te vertellen wat er allemaal wel in dat mandje lag. Ze trapte precies harder dan anders en stoof naar voren, de kleurige snoepjes die ze bij haar Ma'tje altijd toegestopt krijgt, al in zicht. "Er zitten peren in, zei ze, en keek me met gespeeld opgetrokken wenkbrauwen aan. Peren leken, tot mijn grote verbazing, onontbeerlijk naast de koekjes te moeten zitten. Toen we na een paar kilometer veldweggetjes, moe maar voldaan bij het huisje van grootmoeder aankwamen, bleek ze verdwenen. Niet haar gewoonte. Maar ze had wel een grote kom peren 'opgemaakt'. Zacht en glanzend lagen ze stil, verzonken in het dikke vocht op de bodem van de kom. Een vijver, wachtend op ons. Heerlijk. Achter de hoek van de woonkamer, verscheen ... mijn schoonvader, die het middagdutje blijkbaar net achter de rug had, daar hij zich verkleedde om buiten te gaan werken. Hij mompelde iets, wreef zich over de buik en knoopte zijn overall verder dicht. Mijn dochter vloog al naar de tv 'om mannetjes te kijken', maar ik bleef staan en vroeg hem met jagersargwaan waar grootmoe dan wel naartoe was gegaan. Hij keek me traag, maar ongevaarlijk aan en likte het laatste likje perensap van de kin. Hij wist van geen Roodkapje af, zei hij. Nooit van gehoord. Klein Duimpje, die had hij nog gekend zei hij tegen mijn meisje en aaide over haar bolletje. De knipoog was voor mij. Wim In de bibben .. -(verzamelde) Sprookjes van Grimm (8-10 jarigen kunnen ze zelf lezen) - Perrault (de schrijver van "La belle et la bête") heeft een versie van Roodkapje (waar het niet goed in afloopt), maar die vond ik niet in de bib. "De sprookjesverteller" van Thé Tjong Khing (met een ruime collectie met zo ongeveer alle sprookjes die u zich nog herinnert). - Er is ook op basis van het boek een luistercd met zes van de bekendste sprookjes (Sneeuwwitje, Hans en Grietje, De wolf en de zeven geitjes, ...). Er zijn ook andere luistercd's met sprookjes. De eenvoudigste als die van De wolf en de zeven geitjes zijn al voor 3-jarigen toegankelijk. De meeste sprookjes die wij kennen komen van de optekeningen van de gebroeders Grimm en van Andersen (kleren van de keizer, de kleine zeemeermin, ..). "Sprookjes van Vrouw Holle", Karl Paetow, uitgegeven bij Christofoor, bib Oud-Turnhout, Jeugd (deels onterecht : een goede inleiding voor de volwassene). over de gebroeders Grimm of Andersen vindt u heel wat terug bij Wikipedia en over de tijdsgeest van de Romantiek waarin de sprookjes en volksverhalen verzameld en opgetekend wordt kan "Romantiek, een Duitse affaire" van Rudiger Safranski dienen. Voor de literaire kritiek vanuit de klassieken op de neo-romantische invulling van de literatuur, zie de essaybundel "Echo's echo's" (en bij uitbreiding zijn laatste 'roman' over de herkomst van de (middeleeuwse) lyriek "De leeuwerik") van Paul Claes.