10 november 2011

boekenslang

De voorbije twee, drie jaar heb ik een paar honderd boeken verzameld : uit het ouderlijk huis weggedragen, in (tweedehands) boekhandels gekocht voor een prikje, oude pareltjes uit de bib met het stigma 'afgevoerd' meestal frontaal op het voorplat. In en uit verhuisdozen gehaald als een van de weinige echt waardevolle bezittingen, tientallen keren gerankschikt, honderden keren verlseept. Een tijdlang boekenwinkels wekelijks bezocht, de bib vaak nog twee keer per week. Isje ging geregeld mee. Ze had - en heeft tot nu toe - een feilloos gevoel voor de zorg waarmee ik mijn boeken behandel. Met háár boeken mag ze spelen. Toen ze bijna twee werd, deed ze het voor de eerste keer : een boekenweggetje maken. Eerst heette het slang denk ik. Later kwam ik in de bib het fenomeen 'leesrups' tegen. Ik lees bij een kennis-blogger (vanboekenenmensen) het lees-pad dat ze beschrijft. Ik herken er mijn eigen associatieve weg in. Het ene boek leidt naar het andere en zo kronkel ik door letterland. Zo strak mijn boeken op rijen staan, zo onsystematisch neem ik ze ter hand. In mijn dagdagelijks leven kom ik steeds meer boeken tegen (en vice versa). Het zijn fluisterende getuigen. Die in (verbouwings)dozen zitten, houden hun winterslaap. Die op een rijtje staan, flank aan flank, vertegenwoordigen het geduld om onthuld te worden. De tijd is aan hun kant. 's Nachts, als ik slaap, fluisteren ze elkaar kleine, bijna onverstaanbare woorden toe. Als in een nachtmerrie, vrees ik dat ze me op de nek zullen vallen, met tientallen tegelijk, zoals Asterix en Obelix alleen maar bang zijn dat de hemel op hun hoofd valt. In mijn dromen spreken ze af wie van hen spontaan op mijn nachtkastje, stoel, bureau gaat liggen, wie mee de stad in mag. Niet te veel, niet te weinig; aan het tempo dat ik hen, gezien de omstandigheden waarin ik me bevind, kan eerbiedigen. Zo viel me gisteren, tijdens het lezen over roodkapje (zie "er was eens"), het boek "Het jaar 1000. De wortels van onze beschaving" in de hand, een mooi geïllustreerde atlas, die mijn ouders me ooit cadeau deden en die tot gisteren een fraai, onaangeroerd stuk voor mijn erfgenaam leek te zullen worden. "De algemene gedachte dat de Middeleeuwers het jaar 1000 als het einde van de geschiedenis zagen, beschreven in de Apocalyps, waarna de grauwe, doodarme boeren toch weer met de hoop in het hart en de zon op hun velden aan de slag gingen, omringd door zacht murmelende beekjes en troubadours, is een hardnekkige, maar 18e-19e eeuwse visie op het jaar 1000." Een openingszin waar ik een paar uur, een paar gesprekspartners zoet mee ben. De gedachte wordt in de gang van de geschiedenis, romantiek en filosofie over de geschiedenis gezet. Hij doet me nieuwsgierig zijn naar meer over de Middeleeuwen. Verder lezen gaat niet. Het werk roept. De boekenslang krult zich verder. Vertellen rijmt op vervellen...hoe lang nog boekenslang ? Van Grimm en Perrault naar "Het jaar 1000..". Zondag ga ik op tweedaagse naar de Abdij van Westmalle. Ter bezinning. Benieuwd welke geledingen ik van de duizendboekenpoot in mijn weitas zal meedragen : het literaire wild geofferd op het altaar van mijn eeuwige verhalenhebzucht, met het doodgezwegen excuus dat ik de boeken niet heb, maar dat zij zijn. Als zware, stille bondgenoten, wachtend op hun tijd. En, insjallah, ik met hen. Wim