9 augustus 2009

Beuk

Nu lig ik hier doodgewoon hout te wezen wachtend op de verkleumde zielen die zullen staren in het vuur van de herinneringen en op de wormen van spijt die vreten aan de molm van wat had kunnen zijn Maar gisteren stond ik koel en waardig, onversneden als een toonbeeld van wat wij niet meer willen weten : wat de wind ons fluistert over ‘t verleden en dat geduld ons wortels geeft voor ‘t leven De wandelaar zucht, mijn schaduw is geslecht en mijn geheim drinkt niet meer van d’aarde alleen verbeelding telt mijn ringen bij haar sta ik nog jaren recht